Zomaar een mijmering...

Op zoek naar ‘voer’ voor een nieuwe blog blader ik door een oud schetsboek, uit 2009. Achterin ligt een los brief-dagboek-aantekening-achtig A4-tje. Blijkt het toch een prachtige (vind ik ;-) mijmering te zijn.  Een klein verhaaltje over de ‘binnenkant’ van het kunstenaarschap, zoals ik het ook wel heb ervaren. Die gun ik jullie ook, dus hier komt-ie.

Zaterdag 29 mei 2009, een dag zitten op de kunstmarkt. 
Mensen lopen langs, duidelijk onderweg van de Hema naar het Kruidvat. Ik krijg tijd om na te denken en voel me stiekem opgelaten omdat ik me afsluit voor de voorbijgangers, de potentiele klanten. Ach, de gedachte dat ik beter verkoop door me met mijn hele wezen te richten op DE KLANT ben ik echt wel voorbij. Als ze kopen kopen ze, hier hoogstwaarschijnlijk niet.

Dat nieuwe boek van Gerhard Richter – zijn landschappen, luchtfoto’s, seascapes … indrukwekkend….. Zal ik dan toch maar terug naar mijn landschappen, monumentaal – MONUMENTAAL- en dan…… de mens daar in, bij, voor, tussen…? Transparant, dekkend, verfijnd, lomp.
Hmmm…. wil ik nog wel schilderen, móet ik nog wel schilderen?

Waarom niet conceptueler
een denkend mens:
de Denker.
Alleen nog maar beleven, voelen, wéten, alles van BINNEN...

De kleine denker

VORMEN
grote donkere vormen in het licht
kleine lichte vormen in het donker
zwaar- licht
vallend – oprichtend
Wat wil je?!

Verzet ik me niet eenvoudigweg op een hautaine manier tegen de Oppervlakkigheid, de platvloersheid die je zo vaak tegen het lijf loopt, brrr…
Wie schreef dat ooit? Want inderdaad hij had gelijk:

“Het is onverdraaglijk voor de mens geconfronteerd te worden met z’n eigen kleinheid, nietigheid, nietszeggendheid eigenlijk.”

Dat is wat een dag op een kunstmarkt met slechts semi-geïnteresseerde voorbijgangers doet van binnen, terwijl jij er je innerlijke wereld vormgegeven blootlegt: je confronteren met dat ondraaglijke, dat subjectieve. Wat voor jou het allerbelangrijkst is, stelt voor een ander niets voor. Maar (troostrijke gedachte) een beroemdheid, de ‘bekende kunstenaar’ is in feite zijn subjectiviteit ontstegen, verloren, hij is tot object geworden. Met alle (andere) vernederende gevolgen van dien……

Opa’s en oma’s rennen achter hun kleinkinderen aan
gewapend met een fototoestel
deelnemend aan de plaatselijke fanfare
die wèl veel aandacht krijgt
in mijn winkelstraatje.

Wielrenner met reservewiel op z’n rug
en één in z’n linkerhand,
rechts de fiets.
Tja,
zal ook geen schilderijtje hoeven….

Maar toch: ik voel het weer, ik blijf dit doen, ik wil dit!
Moet wel...
... mag het gelukkig ook.

Gestoord bestaan!