Over mijn hond en de Kunsten

Wij hebben een hond, Luz genaamd. Je mag het uitspreken als ‘Loes’ hoor. Maar in de schrijfwijze kom je nog iets tegen van haar Andalusische wortels.  Wij vinden het  een erg lief beest (zoals de meeste eigenaren dat van hun hond vinden). Deze hond echter, dicht ik toch iets meer diepgang toe dan het merendeel van haar soortgenoten lijkt te bezitten. (Touché: zoals de meeste eigenaren bij hun hond doen.) Zo kan ik soms voelen dat er een tijdje net iets minder ‘nabijheid’ tussen ons is dan gebruikelijk. Dat er iets speelt dat nog ‘uitgesproken’ moet worden bijvoorbeeld. Waarop dan later kan blijken dat ze die week een paar keer iets van het aanrecht heeft weten te roven zonder dat wij dat hebben gemerkt. En in plaats van zich onverstoord en tevreden met haar rap verorberde buit weer in het gezin te voegen, merk je dat ze ergens mee zit. Als een kind met een groot geweten dat zich ervan bewust is dat de ontvangen liefde misschien eigenlijk geen échte is omdat papa en mama niet wéten wat het in de tussentijd heeft uitgespookt. En ik herinner me meer van dit soort momenten, waarop haar grotere intelligentie wat zichtbaarder lijkt. Ik krijg het trouwens ook wel eens te horen van bezoek: “Wat een opmerkelijke hond hebben jullie. Zo lief, maar er is meer, alsof ze bijna menselijk is. Ze lijkt zoveel te snappen.” En natuurlijk ben ik dan reuze trots! (zoals de meeste eigenaren dat hebben bij hun hond ;-)

Het is een doordeweekse middag in februari en de zon schijnt. Het is rustig thuis dus ik neem het ervan. Luz en ik gaan voor een lange wandeling. Samen struinen we een heel eind door een omgeploegde akker, steken het spoor over op een plek zonder overgang, passeren de beek en lopen een heel eind door het bos. Aan de overkant van een weg pikken we een paadje op dat kruist door een waterig gebied. Beekjes worden afgewisseld door poelen, het is hier stil en heerlijk lopen.
Dan passeren we een prachtig stukje doodstil water. In het voorjaar regeert hier een zwaan vanuit haar nest. Nu is daar (nog) geen spoor van te zien. Overal uit het water steken bomen, takken en struiken omhoog. Grote zowel als kleine grijpen met hun wortels in de bodem van de stilstaande poel. Omdat het windstil is en de zon helder schijnt, wordt iedere stam nauwkeurig weerkaatst door het spiegelgladde wateroppervlak. Ik wandel verder tot aan het houten bruggetje waarmee je de poel moet oversteken. Luz is al vooruit. Iets in het tafereel raakt me zo, dat ik de plek nog niet wil verlaten. Ik blijf staan om het effect van de omgeving dieper in me op te nemen. Doodstil is het. Ik bevind me in een fatamorgana van lijnen in grijs en groen. Waarom raakt het me zo? Het is meer dan wat ik zie: het is wat er in mij gebeurt. Ik kijk naar een stuk natuur, door toeval zo ontstaan. Maar wat ik zie is een evenwicht, een zorgvuldig opgebouwd beeld dat me meeneemt naar iets méér. Heel even namelijk, is er alleen maar Schoonheid, heel even is er niets-dat-niet-klopt, heel even ben ik helemaal niet meer in die natuur, maar...
Op dat moment voel ik dat er iemand naast me staat. Het is Luz. Gewend als ze is om samen met mij de route te bepalen (we overleggen onderweg altijd intensief met onze blikwisselingen: links, rechts, toch maar rechtdoor?) is ze teruggelopen om polshoogte te nemen. Vragend kijkt ze me aan: “Gaan we niet verder? Mis ik iets?” Ik aai haar over haar hoofd en vertel haar dat ik het hier zo mooi vind. (Als praten tegen je planten al goed voor hen is, is praten tegen je hond gewoonweg noodzakelijk, toch?) En dan dringt het tot me door. Terwijl ik me daar af sta te vragen wat het toch is met deze plek waardoor ik als het ware wordt meegevoerd naar een ander domein, besef ik tevens dat levensgrote verschil tussen mijzelf en mijn hond. Ondanks dat ik Luz bijzonder mooie capaciteiten toe dicht zal geen landschappelijk uitzicht haar ooit boven haar pragmatische relatie met de natuur uit tillen. Ik zie dat ze rustig naast me blijft staan. Sterker nog, ik zie dat haar blik de mijne volgt op zoek naar dat wat blijkbaar zo interessant kan zijn. Een moment dat mij inwendig aan het grinniken maakt omdat ik – even kijkend met haar ogen - op zoek zal moeten naar een stok die straks gegooid wordt of (waarschijnlijker nog) naar een sappig, huppelend konijntje. Maar dát waar mijn ziel zojuist van vervuld is geraakt, dat uiterst onpragmatische maar diep vervullende, dat boven de tijd uitstijgende, eventjes eeuwige Goede… nee, dat ‘ziet’ mijn hond niet.

En precies dát, wilde ik maar even zeggen, is waar wij mensen door de eeuwen heen kunst voor maken, opzoeken en bekijken. Precies dát is de eigenschap die je zult gebruiken wanneer je naar een museum gaat, een kerk bezoekt, een schilderij op je in laat werken of een goed boek leest. De filosoof Kierkegaard had het over het proces van de esthetische naar de ethische naar de religieuze mens. Ik zou dit het religieuze willen noemen. Momenten waarop je stoot op de eeuwigheid in je innerlijk, het absolute dat het ethische te boven gaat. Een geslaagd kunstwerk voert je mee naar een overstijgende wereld achter de dingen. Daar waar het heel even niet gaat om goed of fout, waar of niet-waar, maar waar je het leven zelf voelt ademen. Ik weet het, hele grote woorden allemaal. Maar mooi dat ik dat vind!    

En ondanks dat ze toch ‘maar’ mijn hond is, dank ik ook Luz voor dit alles. Mijn lieve, begaafde, Spaanse bastaard-Calgo met wie ik nog vaak de  natuur hoop in te trekken.